maandag 16 februari 2015

Les Misérables

Victor Hugo
Les Misérables (Les Misérables, Frankrijk, 1862)
Vertaald uit het Frans door Manuel Serdav

Les Misérables is volgens mij het bekendste boek van Victor Hugo. Het is verfilmd en er is een grootse musical van gemaakt. Ik wilde het boek al heel lang lezen, maar in de plaatsen waar ik hiervoor woonde, hadden ze hem niet in de bibliotheek. Nu liep ik er toevallig tegenaan en heb ik hem meteen geleend. 

Les Misérables is het verhaal over de gewone bevolking die eind 18de, begin 19de eeuw in Parijs leefde, veelal in grote armoede. De hoofdpersoon is Jean Valjean, een man die als jongeman een keer een brood stal om zijn neefjes van de hongerdood te redden. Hij werd gesnapt en werd veroordeeld tot een paar jaar strafkamp. Doordat hij tot drie keer toe probeerde te ontsnappen, liep dit aantal op tot 19 jaar. 
Na zijn vrijlating is de ellende niet voorbij, want gewezen galleiboeven (gevangenen van een strafkamp) krijgen een geel paspoort dat ze overal waar ze komen, moeten laten zien. Ze zijn nergens welkom. Jean Valjean, gedreven door honger, klopt aan bij monsieur Myriel, bisschop van Digne. Jean Valjean is zo getroffen door zijn goedheid, dat hij besluit zelf ook goed te worden. Toch steelt hij nadien, zonder erbij na te denken, een munt van twee frank van een jongetje, Hij heeft meteen spijt en wil het teruggeven, maar hij kan de jongen niet meer vinden. Dit voorval zal hem de rest van zijn leven achtervolgen, omdat hij hierdoor recidivist is geworden. De vasthoudende politie-inspecteur Javert maakt er zijn levenswerk van om Jean Valjean weer in het kamp te krijgen.
Intussen heeft de held van het verhaal zich ontfermd over Cosette, een klein meisje, dat door haar pleegfamilie wordt uitgebuit en mishandeld. Nu moet Jean Valjean niet alleen zorgen dat hij zelf uit de handen van justitie blijft, maar ook nog dit meisje beschermen en voeden. 

Al deze avonturen spelen zich af in een stormachtig Frankrijk. De Napoleontische oorlogen zijn net achter de rug en onder de bevolking broeit het. Deze situatie mondt uit in de opstand van juni 1832. 

Het is een spannend boek. Soms vond ik het een beetje té spannend, omdat er zoveel onrecht in voorkomt. 
Er zitten veel toevalligheden in het boek. Bijvoorbeeld als Jean Valjean en Cosette op de vlucht zijn voor de politie. Ze komen dan terecht in een klooster en daar blijkt een man te werken, die Valjean een aantal daarvoor het leven heeft gered en die het tweetal dus graag helpt. Zomaar ergens in Parijs. Of dat Marius, een jongen die verliefd is op Cosette, naast haar vroegere pleegfamilie blijkt te wonen. En dat deze pleegvader vroeger ook nog eens het leven van Marius’ vader heeft gered. 


Toch vond ik het een mooi en boeiend boek. Spannend, avontuurlijk en interessant. Omdat het zo spannend is, blijf je doorlezen, want je wilt weten of het nog wel goed komt. 

Volksbuurtmuseum

Normaal gesproken ga ik elk seizoen een dagje op pad. Lekker in m’n eentje naar een bepaalde stad. Daar breng ik dan één of meerdere musea een bezoekje en tussendoor wandel ik door de stad. Nou was het er deze winter nog niet van gekomen en ik weet ook niet of het nog gaat lukken. Dus toen ik laatst een feestje had in Utrecht, dat pas in de middag begon, heb ik van de gelegenheid gebruik gemaakt en ben naar het Nederlands Volksbuurtmuseum geweest. Ja, ja, waar je allemaal niet een museum over kunt hebben. 

Ansichtkaart gekocht in het museum: Zicht in de Zuilensteeg
vanuit de Bergstraat, 1934. Uitgave Wijk C-komitee, Utrecht, 1984
Ik ben geïnteresseerd in hoe het leven voor de gewone mens er vroeger uitzag. Hoe meer ik er over lees, zie en hoor, hoe meer ik besef, dat het nog helemaal niet zo lang geleden was, dat het gros van de bevolking in Nederland in pure armoede leefde. Ook nu zijn er nog mensen die in echte armoede leven, die afhankelijk zijn van de voedselbank en nauwelijks het hoofd boven water kunnen houden, maar toch zeker tot de Tweede Wereldoorlog leefde de meerderheid van de bevolking zo. 

In het Volksbuurtmuseum dient wijk C, een voormalige volksbuurt in het centrum van Utrecht, als voorbeeld. De rondgang door het museum begint met een animatie over de ontwikkeling van Utrecht. Dan kom je in een zaaltje waar je verhalen kunt horen van mensen die vroeger echt in Wijk C hebben gewoond en waar het leven van een bakkersgezin nader wordt belicht. In het zaaltje ernaast zie je een film over de opzichter van Wijk C. Men ging er in die tijd van uit, dat mensen in de volksbuurt moesten worden opgevoed en dat er toezicht moest zijn. Vrouwen leerden onder andere over hygiëne. Bij probleemgezinnen werd ingegrepen an als een gezin echt niet te handhaven was, werd het overgeplaatst naar nieuwe wijken die speciaal voor probleemgevallen waren gebouwd. 

Bij de balie van het museum krijgt de bezoeker een portemonneetje mee met negen geldstukken. Die heb je nodig als je door het steegje loopt. Daarin is een steeg in een volksbuurt nagebouwd, zodat je kunt beleven hoe het daar was. Verschillende bewoners vertellen hun verhaal en met het geld kun je dingen kopen, een aalmoes geven of een schuld aflossen. Kun jij uitkomen met de muntjes?

Op de bovenverdieping is ook nog van alles te zien, te luisteren en te doen. 

Ik vond het een erg leuk en sympathiek museumpje. Ook leerzaam. Het laat zien, dat een volksbuurt uit de negentiende en begin twintigste eeuw geen ‘probleemwijk’ was. Er zaten veel bedrijfjes, zoals een bakker, een hoefsmit, fabriekjes. Wel heerste er veel armoede.


Middenstanders hadden vaak geen winkel, maar wel mensen in dienst die met karren rondreden om de producten te verkopen, zoals de broodkarren van de bakker. Die middag op het feestje sprak ik een vrouw, die vertelde dat haar vader vroeger ook zo’n kar bezat. Daarmee verkocht hij vlees. Dat vond ik erg leuk om te horen, een echt ooggetuigenverslag. 

donderdag 5 februari 2015

Lief leven

Alice Munro
Lief leven (Dear Life, Canada, 2012)
Vertaald uit het Engels door Pleuke Boyce

Zoals zoveel mensen lees ik eigenlijk nooit verhalenbundels. Bij een verhaal - kort of lang - moet je er altijd even inkomen en dan pas kun je lekker doorlezen. Met een verhalenbundel moet je daar met ieder verhaal opnieuw doorheen. Maar op een blog (ik heb het helaas niet kunnen terugvinden) las ik dat je dit boek moet beschouwen als een doosje luxe bonbons, waar je er af en toe eentje uit snoept. Dat heb ik gedaan. Eén verhaal per avond. Lekker snoepen.

Alice Munro schrijft mooie verhalen. Rustige verhalen. Verhalen over vrouwen. Slechts in één verhaal van de bundel was de hoofdpersoon een man. Een soldaat die na de Tweede Wereldoorlog terugkeert. Voordat hij op zijn eindbestemming aankomt, springt hij van de trein en begint de tegengestelde richting uit te lopen. Hij komt bij een boerderij, waar een vrouw woont. Hij krijgt ontbijt, helpt met het repareren van de paardenruif en blijft.

Een ander verhaal begint ook met een trein. Daarin stapt de jonge Vivien, die een betrekking heeft gevonden als onderwijzeres in een sanatorium. Dat sanatorium ligt in een berkenbos, aan een bevroren meer. Zelf zegt ze, dat ze het er mooi vind: ‘Alsof ... alsof je in een Russische roman bent terechtgekomen.’  Ze geeft les aan kinderen die aan tuberculose lijden. Eigenlijk moet ze ze vooral bezighouden, niet te veel stress, niet te veel laten leren. Sommige kinderen worden niet meer beter, andere wel, die kunnen de achterstand later wel weer inhalen. Vivien merkt echter, dat ze best wel wat aankunnen en laat ze spelenderwijs kennismaken met de wereld van buiten.
Ze krijgt een relatie met de arts van het sanatorium en al snel besluiten ze, of eigenlijk besluit hij, om te gaan trouwen. 

Zo zien we steeds stukjes van levens van vrouwen. Mooie stukjes, waarin de dingen anders lopen dan je zou verwachten.

De laatste vier verhalen zijn autobiografische schetsen van het leven van de schrijfster. Over hoe ze opgroeide in een huis net buiten een stadje. Over haar moeder, die rond haar veertigste Parkinson kreeg. Over Sadie, die bij hen in huis kwam werken, toen er kort na elkaar twee baby’s werden geboren. Inkijkjes, geen afgeronde verhalen.


Alice Munro (1931) is een Canadese schrijfster, een echte verhalenschrijfster. De meeste van haar verhalen spelen zich af op het Canadese platteland. In 2013 kreeg ze de Nobelprijs voor literatuur.